Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995D0319

    95/319/EG: Besluit van de Commissie van 12 juli 1995 inzake de instelling van een comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie

    PB L 188 van 9.8.1995, p. 11–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1995/319/oj

    31995D0319

    95/319/EG: Besluit van de Commissie van 12 juli 1995 inzake de instelling van een comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie

    Publicatieblad Nr. L 188 van 09/08/1995 blz. 0011 - 0013


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 12 juli 1995 inzake de instelling van een comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (95/319/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Overwegende dat sinds 1982 een "Groep van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie" op informele basis werkzaam is;

    Overwegende dat de Commissie in haar mededeling over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk (1) haar voornemen te kennen heeft gegeven de periodieke bijeenkomsten van deze Groep een officieel karakter te geven;

    Overwegende dat in de conclusies van de Raad van 21 december 1992 betreffende de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en toepassing van de communautaire wetgeving op sociaal gebied (2) aan de Lid-Staten en aan de Commissie wordt verzocht een blijvende nauwe samenwerking tussen de leden van deze Groep aan te moedigen en te ondersteunen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel;

    Overwegende dat de mededeling van de Commissie (3) inzake haar actieprogramma op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk in de formele erkenning als "Groep van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie" voorziet;

    Overwegende dat de resolutie van de Raad van 16 juni 1994 over de ontwikkeling van de administratieve samenwerking bij de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving van de Gemeenschapswetgeving in de interne markt (4) een benadering behelst voor de administratieve samenwerking tussen de Lid-Staten onderling enerzijds en tussen de Lid-Staten en de Commissie anderzijds, gebaseerd op de verplichting om onderlinge bijstand te verlenen en op die van doorzichtigheid, alsmede op de beginselen van proportionaliteit en vertrouwelijkheid;

    Overwegende dat deze benadering ook dient te worden gevolgd bij de tenuitvoerlegging en de naleving van de sociale Gemeenschapswetgeving op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, met name zoals vermeld in het Witboek van de Commissie inzake het Europees sociaal beleid (hoofdstuk X, deel B) en in het Sociaal Actieprogramma voor de middellange termijn;

    Overwegende dat de vaststelling, analyse en oplossing van praktische problemen in verband met de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving van het afgeleide Gemeenschapsrecht inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de nationale diensten voor arbeidsinspectie valt en nauwe samenwerking tussen deze diensten en de diensten van de Commissie vergt;

    Overwegende dat het "Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie", gelet op zijn reeds lange ervaring, het gepaste kader biedt om, op basis van een nauwe samenwerking tussen zijn leden en de Commissie, toe te zien op de daadwerkelijke en equivalente naleving van het afgeleide Gemeenschapsrecht op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en om de praktische problemen in verband met het toezicht op de naleving van de wetgeving op dit gebied grondig te analyseren;

    Overwegende dat dit besluit de verplichtingen van de Lid-Staten op grond van het IAO-Verdrag (nr. 81) betreffende de arbeidsinspectie van 11 juli 1947, onverlet laat,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een "Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie", hierna "het Comité" genoemd.

    2. Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de arbeidsinspecties van de Lid-Staten.

    Artikel 2

    1. Het Comité heeft tot taak de Commissie op haar verzoek, dan wel op eigen initiatief, te adviseren over alle vraagstukken met betrekking tot het toezicht door de Lid-Staten op de naleving van de Gemeenschapswetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk.

    2. Gelet op de uiteenlopende bevoegdheden van de nationale diensten voor arbeidsinspectie die verder kunnen reiken dan de gezondheid en veiligheid op het werk, brengt het Comité op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief ook advies uit over zaken die betrekking hebben op andere gebieden van de communautaire sociale wetgeving die een weerslag op de veiligheid en gezondheid op het werk hebben.

    3. Het Comité legt de Commissie alle initiatieven voor die het ter bevordering van de daadwerkelijke en gelijkwaardige naleving van de Gemeenschapswetgeving inzake de gezondheid en veiligheid op het werk wenselijk acht, met name door een nauwere samenwerking tussen de nationale arbeidsinspectiesystemen.

    Artikel 3

    In zijn bijstandverlening aan de Commissie streeft het Comité ernaar de volgende doelstelling te bereiken:

    1. vaststelling van gemeenschappelijke beginselen van de arbeidsinspectie op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, en aanpassing van de evaluatiemethoden van de nationale systemen voor arbeidsinspectie in het licht van deze beginselen;

    2. bevordering van een betere kennis en wederzijds begrip van de verschillende nationale systemen en praktijken van de arbeidsinspectie, alsmede van de methoden en het juridisch kader voor acties;

    3. ontwikkeling van de uitwisseling van ervaringen tussen nationale diensten voor arbeidsinspectie met betrekking tot het toezicht op de toepassing van het afgeleide Gemeenschapsrecht inzake de gezondheid en veiligheid op het werk, met het oog op de consistente naleving daarvan binnen de Gemeenschap;

    4. bevordering van de uitwisseling van arbeidsinspecteurs tussen de nationale overheden en de samenstelling van opleidingsprogramma's voor inspecteurs;

    5. opstelling en publikatie van documenten ter vergemakkelijking van de activiteiten van de arbeidsinspecteurs;

    6. ontwikkeling van een betrouwbaar en doeltreffend systeem voor de snelle uitwisseling tussen arbeidsinspecties van informatie met betrekking tot eventuele problemen bij het toezicht op de naleving van de Gemeenschapswetgeving inzake de gezondheid en veiligheid op het werk;

    7. totstandbrenging van een actieve samenwerking met de arbeidsinspecties van derde landen ter bevordering van het door de Gemeenschap op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk verrichte werk en van de oplossing van eventuele grensoverschrijdende problemen;

    8. bestudering van de mogelijke weerslag van ander communautair beleid op de activiteiten van de arbeidsinspecties op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk en op dat van de arbeidsomstandigheden.

    Artikel 4

    Het Comité stelt een driejarig werkprogramma op waarbij de te organiseren individuele activiteiten jaarlijks nader worden omschreven, rekening houdend met de evaluatie van de activiteiten in het voorgaande jaar.

    Artikel 5

    1. Het Comité bestaat uit twee vertegenwoordigers van iedere Lid-Staat.

    2. De leden van het Comité worden op voordracht van de Lid-Staten door de Commissie benoemd.

    3. De duur van het mandaat van de leden van het Comité bedraagt drie jaar en kan worden verlengd.

    4. Binnen de periode van drie jaar neemt het mandaat van een lid een einde indien dat lid zijn mandaat neerlegt of overlijdt of indien de betrokken Lid-Staat de Commissie ervan in kennis stelt dat het mandaat dient te worden beëindigd.

    5. De leden ontvangen voor hun werk geen bezoldiging.

    Artikel 6

    De lijst van de leden wordt ter informatie door de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd.

    Artikel 7

    1. Het Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. De voorzitter wordt bijgestaan door twee vice-voorzitters die worden gekozen uit de leden van de twee Lid-Staten die in het betrokken jaar het voorzitterschap van de Raad bekleden.

    3. De voorzitter en de twee vice-voorzitters vormen het Bureau.

    4. Het Bureau is belast met de voorbereiding en organisatie van de werkzaamheden van het Comité, samen met de diensten van de Commissie, die het secretariaat van het Comité, van het Bureau en van de werkgroepen, bedoeld in artikel 9, waarnemen.

    Artikel 8

    1. In overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie kan het Comité personen uitnodigen met bijzondere deskundigheid ten aanzien van een punt op de agenda om als deskundige aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen.

    2. Deskundigen nemen slechts deel aan de besprekingen over het punt waarvoor zij zijn uitgenodigd.

    Artikel 9

    1. In overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie kan het Comité werkgroepen instellen.

    2. De werkgroepen worden voorgezeten door een lid van het Comité en bestaan uit leden van het Comité en/of, indien dit noodzakelijk wordt geacht, uit deskundigen. De werkgroepen brengen verslag uit aan de voltallige vergadering van het Comité.

    Artikel 10

    1. Het Comité en het Bureau worden door de voorzitter van het Comité bijeengeroepen, hetzij op diens initiatief of op verzoek van één derde van de leden van het Comité. Het Comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

    2. Vertegenwoordigers van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het Comité en van de werkgroepen.

    Artikel 11

    1. De Commissie kan, wanneer zij het Comité om advies verzoekt, de termijn bepalen waarbinnen het advies dient te worden uitgebracht.

    2. De beraadslagingen van het Comité worden niet gevolgd door een stemming.

    3. De conclusies van het Comité worden op schrift gesteld. Bij eventuele afwijkende standpunten van leden van het Comité wordt de Commissie hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

    Artikel 12

    1. Jaarlijks brengt het Comité aan de Commissie verslag uit over zijn activiteiten, in het bijzonder over alle vraagstukken in verband met de toepassing van of het toezicht op de naleving van het afgeleide Gemeenschapsrecht inzake de gezondheid en veiligheid op het werk.

    2. De Commissie legt dit verslag voor aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en aan het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

    Artikel 13

    Onverminderd het bepaalde in artikel 214 van het Verdrag zijn de leden van het Comité gehouden de inlichtingen die hen bij de werkzaamheden van het Comité of van de werkgroepen ervan ter kennis zijn gekomen, niet openbaar te maken indien de Commissie of een lid van het Comité om vertrouwelijkheid van de verstrekte inlichtingen of van het gevraagde advies verzoekt.

    In dergelijke gevallen nemen alleen de leden van het Comité en de vertegenwoordigers van de Commissie aan de vergaderingen deel.

    Gedaan te Brussel, 12 juli 1995.

    Voor de Commissie Pádraig FLYNN Lid van de Commissie

    Top